- engager
- engager [ãgaazĵee]I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 de wedstrijd beginnen ⇒ aftrappenII 〈overgankelijk werkwoord〉1 in dienst nemen ⇒ inhuren2 (ver)binden ⇒ verplichten3 bewegen (tot) ⇒ aansporen, uitnodigen4 doen binnengaan ⇒ insteken5 beginnen ⇒ openen, aanknopen6 betrekken (in) ⇒ verwikkelen (in), op het spel zetten♦voorbeelden:2 cela ne vous engage à rien • dat verplicht u tot niets4 engager la clef dans la serrure • de sleutel in het slot steken5 engager la conversation avec qn. • een gesprek met iemand beginnenengager des poursuites • een vervolging instellen6 engager sa parole • z'n woord gevenengager sa responsabilité • verantwoordelijkheid op zich nemen¶ engager des capitaux • kapitaal investerenIII s'engager 〈wederkerend werkwoord〉1 zich verplichten ⇒ beloven2 in dienst treden ⇒ dienst nemen3 binnengaan ⇒ inrijden, inslaan4 beginnen5 zich engageren♦voorbeelden:1 s'engager à • zich verplichten tot3 s'engager dans une voie • een weg inslaan 〈ook figuurlijk〉1. v1) de wedstrijd beginnen, aftrappen2) in dienst nemen, inhuren3) verplichten4) aansporen, uitnodigen5) insteken6) beginnen7) op het spel zetten2. s'engagerv1) zich verplichten, beloven2) in dienst treden3) binnengaan4) beginnen5) zich engageren
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.